Welke genen geef je door?

Je geeft al je genen door, maar slechts enkele ervan komen tot uiting in een bepaald individu.

Genen worden geërfd van onze ouders, maar de expressie van die genen wordt bepaald door een verscheidenheid van factoren, waaronder milieu en levensstijl. Bijvoorbeeld, een gen voor blauwe ogen kan worden doorgegeven van een ouder, maar dat gen zal niet tot uitdrukking komen als het kind zijn of haar leven doorbrengt in een donkere omgeving.

Er zijn een paar verschillende soorten genen die je aan je nakomelingen kunt doorgeven

1. Autosomale genen - dit zijn de meest voorkomende soort genen en worden op alle chromosomen gevonden (behalve de geslachtschromosomen)
2. X-gebonden genen - deze bevinden zich op het X-chromosoom (een van de twee geslachtschromosomen)
3. Y-gebonden genen - deze bevinden zich op het Y-chromosoom (het andere geslachtschromosoom)

Je geeft genen door die je oogkleur, haarkleur en andere lichamelijke kenmerken bepalen. U geeft ook genen door die bepalen of u vatbaar bent voor bepaalde ziekten. Maar u geeft niet al uw genen door. Je selecteert willekeurig slechts enkele van je genen om door te geven aan je kinderen. Daarom kunnen broers en zussen zo verschillend van elkaar zijn. Ze hebben misschien dezelfde ouders, maar ze krijgen een andere combinatie van genen van die ouders.

De genen die je doorgeeft aan je kinderen worden bepaald door welke je erft van je eigen ouders. Elke persoon heeft twee kopieën van elk gen, één van elke ouder. Welke genen worden doorgegeven hangt af van welke versie van het gen (allel) de ouder heeft. Sommige allelen zijn dominant, wat betekent dat ze altijd zullen worden doorgegeven als ze aanwezig zijn, terwijl andere recessief zijn en alleen zullen worden doorgegeven als beide ouders ze hebben. Dit betekent dat je kinderen een mix van allelen van jou en hun andere ouder zullen erven. Welke allelen ze erven is echter willekeurig. Dus zelfs als jij en je partner een bepaald allel delen, is er geen garantie dat je kind dat ook zal erven.