Iedere peuter of kleuter heeft een ‘koppigheidsfase’: een fase waarin je het als ouder net even iets moeilijker hebt. Ook als je kind aan het puberen is, kan hij of zij opstandig en soms zelfs agressief zijn. Net zoals in de koppigheidsfase van peuters en kleuters het geval is, is dit heel normaal.
Echter, als het negatieve gedrag vaker voorkomt dan gemiddeld, al langere tijd aanwezig is en niet wordt veroorzaakt door bepaalde omstandigheden, dan wordt er gesproken over een disruptieve gedragsstoornis. Op deze pagina lees je hier meer over. Zo lees je niet alleen wat een disruptieve gedragsstoornis precies inhoudt, maar ook welke twee gedragsstoornissen we onderscheiden. Deze gedragsstoornissen worden uitgebreid uitgelicht in dit artikel.
Inhoudsopgave
Wat is een disruptieve gedragsstoornis?
Een disruptieve gedragsstoornis wordt ook wel een Disruptive Behavior Disorder (DBD) genoemd. Dit is de overkoepelende term voor twee gedragsstoornissen, namelijk ODD en CD. Beide gedragsstoornissen kenmerken zich door bepaalde abnormale gedragsverschijnselen, namelijk oppositionele gedragsverschijnselen, agressieve gedragsverschijnselen en asociale gedragsverschijnselen. Bij ODD komen niet alle gedragsverschijnselen voor, maar bij CD wel.
ODD en CD vallen onder de noemer agressieve gedragsstoornissen. Kinderen met deze gedragsstoornis vertonen antisociaal en agressief gedrag. Niet alleen in het gezin, maar ook op school en in andere omgevingen. En niet alleen tijdens de koppigheidsfase van de peuter of kleuter of de puberteit, maar ook daarbuiten.
Het ontstaan van een disruptieve gedragsstoornis
Vroeger dachten velen dat een disruptieve gedragsstoornis ontstond door een slechte opvoeding. Men dacht dat een kind als een onbeschreven blad geboren werd, zonder enige karaktereigenschappen. De karaktereigenschappen die later naar voren kwamen, zouden gevormd zijn door de ouders en de rest van de omgeving van het kind. Kinderen met een disruptieve gedragsstoornis zouden zich dus zo gedragen door hun opvoeding en omgeving.
Nu weten we dat kinderen niet ‘antisociaal’ worden gemaakt. Kinderen met een disruptieve gedragsstoornis worden namelijk geboren met bepaalde eigenschappen, die in de aanleg al aanwezig zijn. Deze eigenschappen brengen hen eerder in een situatie die het gedrag van een disruptieve gedragsstoornis uitlokt. Oftewel, sommige kinderen worden geboren met eigenschappen die hen kwetsbaar maken voor het ontstaan van een disruptieve gedragsstoornis.
Toch is het niet zo dat het ontstaan van een disruptieve gedragsstoornis voor honderd procent te maken heeft met erfelijkheid. Er zijn namelijk diverse factoren die het risico op het ontstaan van een disruptieve gedragsstoornis vergroten. Het gaat om de volgende factoren:
- Een laag IQ.
- Een ontwikkelingsachterstand.
- Een gebrek aan schuldgevoel.
- Impulsiviteit.
- Gedragsproblemen.
- Taalproblemen.
- Pesten.
- Gepest worden.
Daarnaast speelt de opvoeding van het kind een grote rol bij het wel of niet ontstaan van een disruptieve gedragsstoornis. De kans op problemen neemt namelijk flink toe als ouders geen duidelijke regels stellen voor het kind, niet consistent zijn of te weinig betrokken zijn bij het kind.
De risicofactoren van ODD en CD
Zoals al eerder vermeld, zijn er diverse factoren die het risico op een disruptieve gedragsstoornis vergroten. Het gaat om omgevingsfactoren, waaronder:
- Alcoholproblemen bij de ouders.
- Drugsproblemen bij de ouders.
- Huwelijksproblemen bij de ouders.
- Crimineel gedrag bij de ouders.
- Agressief gedrag bij de ouders.
- Te weinig betrokkenheid van de ouders.
- Te weinig steun van de ouders.
- Een groot gezin.
- Lichamelijke mishandeling.
- Verwaarlozing.
Kortom, een kind met ODD of CD wordt met bepaalde eigenschappen geboren die hem of haar kwetsbaar maken voor een disruptieve gedragsstoornis. Bovenstaande risicofactoren, doorgaans een combinatie hiervan, zorgen ervoor dat er uiteindelijk een disruptieve gedragsstoornis ontstaat.
Beschermende factoren
Niet alle kinderen die geboren worden met de eigenschappen die het risico op het ontwikkelen van een disruptieve gedragsstoornis verhogen, ontwikkelen inderdaad CDD of CD. Zelfs niet als zij blootgesteld worden aan een of meerdere van bovenstaande risicofactoren. Dit heeft te maken met de beschermende factoren van CDD en CD.
De invloed van de aangeboren eigenschappen en de risicofactoren van ODD en CD kan namelijk gecompenseerd worden door diverse beschermende factoren. Het gaat om de volgende factoren:
- Een bovengemiddelde intelligentie.
- Succesvol een opleiding volgen.
- Bovengemiddelde sociale vaardigheden.
- Een goed gevoel van eigenwaarde.
- Een goed ontwikkeld aanpassingsvermogen, ofwel veerkracht.
- Een hechte relatie met minimaal één ouder of een ander gezinslid.
- Een hechte relatie met iemand buiten het gezin, zoals een leerkracht of iemand in de buurt.
- Een hechte relatie met vrienden. Dit moeten dan wel vrienden zijn die geen antisociaal gedrag vertonen.
Stel, een kind wordt geboren met de eigenschappen die het risico op het ontstaan van een disruptieve gedragsstoornis verhogen. Ook zijn er bepaalde risicofactoren in het leven van het kind, zoals alcohol- en drugsmisbruik bij de ouders. Het kind heeft nu een nog grotere kans een disruptieve gedragsstoornis te ontwikkelen. Echter, door bepaalde beschermende factoren, gebeurt dit niet. Het kind is bijvoorbeeld bovengemiddeld intelligent, doet het goed op school en heeft bovendien een hechte relatie met meerdere vriendjes die geen antisociaal gedrag vertonen. Door de beschermende factoren ontwikkelt het kind uiteindelijk geen disruptieve gedragsstoornis.
ODD
Onder de noemer disruptieve gedragsstoornis vallen twee gedragsstoornissen. Het gaat om ODD en CD. In deze alinea lees je meer over de gedragsstoornis ODD.
De afkorting ODD staat voor Oppositional Defiant Disorder. In het Nederlands wordt er gesproken over de oppositionele-opstandige stoornis. Kinderen met ODD zijn regelmatig ongehoorzaam, driftig en gefrustreerd. Ook zoeken kinderen met ODD vaak ruzie met andere kinderen, zoals broertjes, zusjes of kinderen in de klas. Daarnaast zijn kinderen met ODD moeilijk in de opvoeding. Ze gehoorzamen de ouders niet en gaan regelmatig in verzet. Ook houden ze zich niet goed aan de regels. Ook hebben kinderen met ODD problemen in de social omgeving. Niet alleen met volwassenen, maar ook met leeftijdsgenoten kunnen zij niet altijd goed omgaan. Echter, feitelijk gewelddadig gedrag is niet aan de orde.
Enkele verschijnselen die ODD kenmerken, zijn de volgende:
- Het kind is vaak driftig.
- Het kind vindt het moeilijk de ouders of andere autoriteiten, zoals de leerkracht, de gehoorzamen. Het kind gaat vaak in verzet tegen autoriteiten.
- Het kind is snel gefrustreerd of boos.
- Het kind is prikkelbaar. Hij of zij ergert zich snel en vaak aan anderen.
- Het kind heeft de neiging andere kinderen te plagen.
- Het kind heeft de neiging mensen met opzet te ergeren.
- Het kind geeft anderen vaak de schuld van zijn of haar fouten.
- Het kind is hatelijk en wraakzuchtig.
ODD komt bij ruim 3 procent van de kinderen in Nederland voor.
CD
Kinderen met ODD vertonen antisociaal gedrag, maar zijn niet gewelddadig. Bij kinderen met CD is dit wel het geval. In onderstaande alinea lees je meer over deze disruptieve gedragsstoornis.
De afkorting CD staat voor Conduct Disorder. In het Nederlands wordt dit simpelweg ‘gedragsstoornis’ genoemd. Ook wordt CD vaak uitgelegd met de term ‘normoverschrijdend gedrag’. Kinderen met CD intimideren, pesten en bedreigen anderen. Ze hebben een gebrek aan respect voor andere mensen, zowel voor volwassenen als voor kinderen. Dit zie je duidelijk terug in hun gedrag. De kinderen vertonen niet-acceptabel gedrag voor de omgeving. Ze kunnen agressief zijn, hebben een verminderd inlevingsvermogen en richten zich veel op zichzelf. De weinige sociale contacten die de kinderen hebben, zijn er op gericht om er persoonlijk voordeel uit te halen. Vaak zijn kinderen met CD alleen. Als ze toch in een groep optrekken, vinden ze dat er voor hen andere regels gelden dan voor de rest van de groep.
Enkele verschijnselen die CD kenmerken, zijn de volgende:
- Het kind intimideert en bedreigt anderen.
- Het kind pest andere kinderen.
- Het kind liegt vaak.
- Het kind steelt vaak.
- Het kind vecht snel en zet anderen aan tot vechten.
- Het kind gebruikt wapens.
- Het kind heeft de neiging dieren pijn te doen.
- Het kind heeft de neiging mensen pijn te doen.
- Het kind vertoont crimineel gedrag als hij of zij ouder is. Hij of zij gaat bijvoorbeeld inbreken of brandstichten.
- Het kind dwingt tot seksueel contact.
- Het kind vernielt spullen.
- Het kind spijbelt.
- Het kind loopt weg van huis.
CD komt bij ongeveer 2 procent van de kinderen in Nederland voor.
Mogelijke bijkomende problemen van ODD en CD
ODD en CD gaan vaak samen met andere stoornissen of problemen. Deze worden hieronder kort beschreven.
ADHD
Experts schatten dat 10 tot 35 procent van de kinderen met een disruptieve gedragsstoornis daarnaast ook ADHD heeft. Doorgaans heeft het kind eerst ADHD en ontwikkelt hij of zij later ODD of CD. Helaas hebben kinderen die naast een disruptieve gedragsstoornis ook ADHD hebben, minder goede vooruitzichten dan kinderen die enkel een disruptieve gedragsstoornis hebben. Zij zijn agressiever, gedragen zich crimineler in de jeugd en plegen als volwassene over het algemeen meer (gewelds)delicten.
Stemmings- en angststoornissen
Kinderen met een disruptieve gedragsstoornis hebben relatief vaak van stemmingsstoornissen en angststoornissen. Van alle kinderen met CD, heeft naar schatting 15 tot maar liefst 30 procent last van een depressie. Deze kinderen zitten absoluut niet lekker in hun vel, maar zijn wel weer minder agressief dan kinderen met CD die geen depressie hebben.
De combinatie van de disruptieve gedragsstoornis met angststoornissen komt meer voor bij kinderen met ODD.
Gilles de la Tourette
De disruptieve gedragsstoornis CD gaat vaak samen met het syndroom van Gilles de la Tourette. Dit komt omdat het deel van de hersenen dat betrokken is bij het beheersen van impulsen, ook betrokken is bij het ontstaan van tics die je bij Gilles de la Tourette ziet. Dit deel van de hersenen wordt de basale ganglia genoemd.
Leerproblemen
Kinderen met ODD of CD hebben vaak te maken met bijkomende leerproblemen. Ze vinden het moeilijk om hun aandacht bij de les te houden, maar hebben ook moeite met het verwerken van informatie en plannen. Ook hebben veel kinderen met een disruptieve gedragsstoornis moeite met taal. Ze hebben niet alleen moeite met een taaltoets, maar vinden het over het algemeen moeilijk zich te uiten.
Middelengebruik
Veel kinderen met een disruptieve gedragsstoornis gaan roken, drugs gebruiken of alcohol drinken. Dit doen zij over het algemeen eerder dan kinderen zonder een disruptieve gedragsstoornis. Bovendien doen ze het meer dan kinderen zonder een disruptieve gedragsstoornis. Ze gebruiken bijvoorbeeld meer drugs en drinken meer alcohol. Daarom lopen kinderen met een disruptieve gedragsstoornis later, als ze volwassen zijn, meer risico om verslaafd te raken aan bepaalde middelen.
De diagnose van ODD en CD
Als je vermoedt dat jouw kind een disruptieve gedragsstoornis heeft, kun je je melden bij de gemeente. De gemeente kan je vervolgens doorsturen naar een kinderpsycholoog of -psychiater. Ook kun je naar de huisarts stappen. De huisarts kan je naar dezelfde professional doorsturen. Het is belangrijk niet te lang te wachten met het zoeken van hulp, want op deze manier worden de problemen met je kind alleen maar erger.
In het eerste gesprek met de kinderpsycholoog of -psychiater wordt de voorgeschiedenis van je kind besproken. Ook worden de klachten beschreven. Als de psycholoog een duidelijk beeld heeft van je kind, volgen er meerdere onderzoeken om vast te stellen of er inderdaad sprake is van een disruptieve gedragsstoornis.
Het gaat om de volgende onderzoeken:
- Psychologisch onderzoek. Het IQ van je kind wordt gemeten, er wordt een persoonlijkheidsonderzoek uitgevoerd en de psycholoog achterhaalt wat de probleemgebieden zijn voor jouw kind.
- Gezinsdiagnostisch onderzoek. De psycholoog kijkt hoe bepaalde gezinspatronen verlopen. Ook worden de problemen met de ouders en eventuele broers en zussen onderzocht.
- Speltherapie. Je kind speelt een spel met een therapeut. Psychologen en eventueel andere onderzoekers kijken mee vanachter een doorkijkspiegel om het gedrag van je kind te observeren.
Na de onderzoeken wordt eerst de diagnose van je kind besproken. Is er sprake van een disruptieve gedragsstoornis, dan wordt er een behandeladvies gegeven. Overigens kan de psycholoog ook een behandeladvies geven als er geen sprake is van een disruptieve gedragsstoornis.
De behandeling van ODD en CD
Blijkt uit de diverse onderzoeken van de kinderpsycholoog dat jouw kind een disruptieve gedragsstoornis heeft? Dan denkt de psycholoog samen met jou, je partner én je kind na over een passende vorm van behandeling of andere hulp. Er wordt een behandelplan opgesteld voor je kind. In dit plan staat niet alleen op welke manier je kind behandeld wordt, maar ook aan welke doelen er gewerkt wordt tijdens deze behandeling.
Er zijn diverse mogelijke behandelingen voor ODD en CD, namelijk:
- Oudertraining. Tijdens deze training leer je als ouder, doorgaans in een groep met andere ouders, hoe je met een kind met een disruptieve gedragsstoornis om moet gaan.
- Ouder-kindtraining. Deze training volg je samen met je kind. Je kind leert emoties te herkennen, omgaan met woede en diverse manieren om sociale problemen op te lossen. Als ouder werk je aan je opvoedingsvaardigheden.
- Cognitief gedragstherapeutische trainingen. Deze trainingen worden doorgaans gegeven aan oudere kinderen met ODD of CD, vanaf 12 jaar oud. De kinderen leren anders naar een situatie te kijken en hierdoor op een andere manier op bepaalde situaties en problemen te reageren.
- Psycho-educatie. Je krijgt informatie over ODD en CD, zodat je de disruptieve gedragsstoornis van je kind beter begrijpt. Hierdoor kun je beter met de gedragsstoornis van je kind omgaan.
Sommige kinderen worden individueel behandeld, andere kinderen worden in groepen behandeld. Bij ernstige problemen wordt er een intensieve behandelvorm voorgesteld, zoals een dagbehandeling of een klinische opname. Ieder kind met ODD of CD is anders, dus iedere behandeling ziet er weer anders uit. Het behandelplan van jouw kind wordt altijd op maat samengesteld door de behandeld arts, voor hopelijk het beste resultaat.
Wat kun je als ouder zelf doen?
Voor de ouder(s) kan het erg lastig zijn om goed met een kind met ODD of CD om te gaan. Wat je in ieder geval moet doen, is je goed verdiepen in de disruptieve gedragsstoornis. Alleen als je je goed verdiept in deze stoornis, kun je goed met je kind omgaan. Daarnaast is het belangrijk bepaalde opvoedvaardigheden aan te leren. Het gaat om opvoedvaardigheden die specifiek gericht zijn op kinderen met een disruptieve gedragsstoornis. Deze opvoedvaardigheden blijf je, in iedere situatie en vele jaren lang, steeds weer gebruiken.
Naast bovenstaande adviezen, geven we je graag enkele algemene tips om goed met een kind met ODD of CD om te gaan.
- Blijf onthouden dat het gedrag van je kind niets te maken heeft met onwil, maar met onmacht. Blijf altijd begrip tonen voor je kind, al is dit soms lastig.
- Stel duidelijke regels, bijvoorbeeld over belonen en straffen.
- Wees consequent. Ook als je kind blijft zeuren, drammen of zelfs agressief wordt, blijf je vasthoudend.
- Voer waarschuwingen altijd uit. Ook straffen voer je altijd uit.
- Kom beloften altijd na. Je bent namelijk consistent, niet alleen bij waarschuwingen en straffen, maar ook met oog op je eigen beloften.
- Laat je niet verleiden tot dwingen, dreigen of het inzetten van geweld.
- Wees duidelijk. Zorg ervoor dat je kind jouw gedrag als ouder kan voorspellen.
- Geef het goede voorbeeld aan je kind.
- Laat je kind sporten. Dit is een goede manier om energie te ontladen. Bovendien is het goed voor je kind om te leren omgaan met winnen en verliezen.
- Laat je kind regelmatig buiten spelen. Ook op deze manier raakt hij of zij overtollige energie kwijt.
- Geef je kind niet alleen negatieve aandacht, maar ook veel positieve. Blijf hem of haar bijvoorbeeld complimentjes geven, ook als dit soms lastig is met oog op het antisociale gedrag van je kind.
Verder is het goed om te kijken naar de aanleiding van het probleemgedrag van je kind. Focus je hierbij voornamelijk op de rol die jij speelt in de aanleiding van het probleemgedrag. Als je weet welke rol jij speelt in het probleemgedrag van je kind, kun je hier in een volgende situatie slim op inspelen. Wellicht kun je het probleemgedrag van je kind op deze manier aanzienlijk verminderen.
De vooruitzichten van ODD en CD
Heeft jouw kind ODD of CD? Dan wil je natuurlijk weten hoe zijn of haar toekomst er (ongeveer) uit zal zien. Helaas is dit lastig te zeggen. Sommige kinderen met ODD of CD hebben hier in hun volwassen leven helemaal geen last meer van, andere kinderen blijven als volwassene helaas probleemgedrag vertonen. Het is dus lastig te zeggen hoe de toekomst van jouw kind eruit zal zien.
Wel blijkt uit diverse onderzoeken dat de gedragsproblemen van kinderen met ODD of CD in de loop van een half jaar tot een jaar afnemen, als zij behandeld worden voor hun gedragsstoornis. Het is dus absoluut belangrijk om je kind te laten behandelen door een expert, al is dit helaas geen garantie dat je kind in de toekomst geen last meer zal hebben van zijn of haar disruptieve gedragsstoornis.